Teruggaafregelingen

In onze vorige blog hebben wij het gehad over de mogelijkheid van de inspecteur om een navorderingsaanslag op te leggen als blijkt dat te weinig belasting is geheven.

Ook de omgekeerde situatie kan voorkomen. Hierbij kan blijken dat de belastingplichtige recht heeft op een teruggaaf van, stel inkomstenbelasting. Dan is het belangrijk dit teruggaafverzoek in te dienen binnen vijf jaar na afloop van het kalenderjaar. Een voorbeeld: verwacht je over het jaar 2014 een teruggaaf; dien het verzoek dan voor 31 december 2018 in. De termijn van vijf jaar is voor de Belastingdienst een harde termijn. Het doet er dan ook niet toe of voor dat ene jaar, in het geval van het voorbeeld, uitstel van indiening van de aangifte was gevraagd. Formeel heet een teruggaafverzoek een verzoek om ambtshalve vermindering. Dit is zo, omdat er formeel geen bezwaar meer gemaakt kan worden tegen een eerder opgelegde aanslag. Hiervoor geldt immers een termijn van zes weken,

De wetgever wil dat de teruggaafregeling  een beperkte werking heeft. De wet noemt situaties, waarin een verzoek niet gehonoreerd wordt. De termijn van vijf jaar is bepalend. Nieuwe uitspraken van de rechter of beleid van het Ministerie van Financiën, dat gepubliceerd wordt na het onherroepelijk vaststaan van de aanslag zijn geen reden voor teruggaaf. Ook een fiscale faciliteit die benut had kunnen worden maar niet is gebruikt, kan later niet meer worden toegepast. De teruggaaf wordt ook niet verleend, tot het bedrag waarvoor blijkt dat bij een andere belasting te weinig is geheven (voor het meerdere wordt dan wel teruggaaf verleend).

Voor ons is van belang dat wij vinden dat de positie van de inspecteur en die van de belastingplichtige zoveel mogelijk gelijk dient te zijn. Net als in onze vorige blog constateren wij een rechtsongelijkheid in het voordeel van de Belastingdienst.  Als een belastingplichtige recht heeft op een teruggaaf, het is per slot van rekening zijn geld, mag dat niet weggenomen worden door inperking van termijnen voor het terugvragen van dit geld. Als particulier heb je geen bewaarplicht. Al met al is de regeling toch een goed argument om de belastingpapieren toch nog vijf jaar te bewaren. In de praktijk komt het vaak genoeg voor dat zaken enige blijven liggen bij de belastingplichtige. Voordat deze met de stukken naar de adviseur gaat is er weer enige tijd verstreken. De adviseur heeft op zijn beurt weer enige tijd nodig om het dossier door te nemen en achter eventuele missende stukken aan te gaan. De termijn van vijf jaar na afloop van het betreffende kalenderjaar kan dan wel eens te kort blijken.

In de situatie die omgekeerd is aan die van de teruggaaf, de navordering, mag de inspecteur over een langere periode navorderen. Bij de navordering wordt met een verleend uitstel wel rekening gehouden. De navorderingsperiode is dan effectief zes jaar. De vraag luidt of het terecht is dat de inspecteur deze sterke positie krijgt. Bevindt de Belastingdienst zich in een zo zwakke positie wat betreft de informatie-inwinning? Naar onze mening niet.  De inspecteur ontvangt al gevraagd en ongevraagd informatie van derden (banken en verzekeringsmaatschappijen). Ook wisselen steeds meer buitenlandse Belastingdiensten informatie aan elkaar uit  Naar onze mening is het niet nodig dat de Belastingdienst bij een verzoek een strikte positie inneemt. De digitale wereld laat het toe dat er meer bewaar- en geheugenruimte beschikbaar is; ook bij de Belastingdienst.

Denkt u dat het in uw situatie kan voorkomen dat u in aanmerking komt voor een ambtshave teruggaaf van belastingen, neemt u dan contact met ons op.

BLOG DISCLAIMER
Hoewel wij grote zorgvuldigheid betrachten bij het schrijven van een blog, mag u niet vergeten dat de blog een 
informatief karakter heeft en in zijn algemeenheid een onderwerp beschrijft. Een blog is niet adviserend van
karakter. Met de blog proberen wij u aan het denken te zetten of dit onderwerp ook in uw situatie 
van belang zou kunnen zijn. Neemt u dan met een adviseur contact op.